DOORLOOP HAND

 

 

doorloop 2

 

Kant naar de andere kant van de mat. Tot dat ik uiteindelijk moe lang uit op mijn gezicht viel. Auw dit doet pijn.

 De dokter schiet me meteen te hulp hij pakt mij op en zet me weer terug op de onderzoektafel. Zuster Maria kleed me naar dit avontuur aan. De dokter praat ondertussen gewoon door met mij. Hij vraagt of ik al wat vriendjes en vriendinnetje hebt gemaakt? Ik knikte en vertelde hem dat nel en Miek mijn vriendinnen zijn. Ook Paul en Henkie daar speel ik mee. De dokter steek zijn duim om hoog om mij zo te laten weten dat hij mij knap vindt.26

De dokter gaan weer op het punten van zijn bureau daar wacht hij geduldig dat ik aangekleed ben en weer in de rolstoel zit. Zuster Maria duwt mij nog even naar hem toe. Ik krijgt een hand en hoor hem zeggen.

‘Ik zie je snel weer. Kleine dappere meid.’ Hij lacht waardoor ik begin te blozen. Dan nemen we afscheid van elkaar. Moe en voldaan word ik teruggereden naar de kinderafdeling.

¯

 

 

10 november 1962

Al de hele dag voel ik me niet lekker. Ik voel me hangerig, vervelend en kan mijn draai niet vinden. Buiten is het stormachtig weer. Alle bomen rond het paviljoen zwiepen heen en weer. Voor mij is het de eerste keer sinds dat ik hier woon dat het zo spook. Ik kijk steeds naar de grote ramen die boven in het plafon zitten. Angstig zie daar takken dansen.

Zuster Maria, juffrouw Joke en Juffrouw Annet hebben mij al een paar keer vandaag gerustgesteld. Dit heeft niet geholpen. Ik ben bang en vraag wat ik anders nooit doe naar mijn pa.

 

Tegen vijf uur word ik zoals iedere dag aan tafel gezet voor het avond eten. Nelleke die naast mij zit heeft haar dag ook niet. We hangen wat tegen elkaar en wachten tot er weer gebeden is. Juffrouw Annet die achter ons staat pakt voor mij brood uit het broodmandje en begint dit voor mij te smeren. Ik vind dit prima ik ben te moe om dit zelf te doen.

Daarbij heb ik ook geen honger. Met pijn en moeite eet ik mijn bord leeg. Daarna krijg ik een grote beker melk en mijn handen geduwd. Maar ik heb vandaag geen kracht om deze beker goed vast te houden. Op het moment dat dat juffrouw Annet hem loslaat ik de beker ook los en valt de inhoud op mijn neer.

Ik schrik en begin heel hard te huilen. Dit is het zoveelste voorval vandaag. Ik vind het niet meer leuk hier en wil weg. Ik wil naar huis naar pa.

Zuster Petronella komt naar me toe gelopen. Ze pakt me uit mijn rolstoel en troost me. Ze loopt met mij al wiegend naar de badkamer. Daar zie ik hoe ze een bad laat vol lopen. Ze controleert steeds of het water niet te warm is. Ondertussen kleed ze me uit en zet me in het bad.

Ik ontspan me het water was lekker warm en mijn spieren voelen meteen lekkerder aan. De zuster was me even snel. En laat mij wat spetteren met het water. Ik voel me wat rustiger worden en kan weer een beetje lachen. Ook al schrik soms nog van de takken die tegen de ramen tikken.

Na een klein kwartiertje vindt zuster Petronella het wel wellentje. Ze haalt mij uit bad.

Nadat de zuster mij heeft aangekleed. Word ik de badkamer uitgereden.

Maar dit keer niet naar de slaapkamer. De zuster duwt me naar haar kantoor. Ze deed de deur voor me open en daar zat pa. Hij zat op mij te wachten. Ik spring veerde een stukje omhoog in mijn rolstoel en Het is voor de eerst dat ik hem weer te zie sinds dat ik hier woon. Dat pa blij is, is ook goed te zien. Hij komt naar me toe, pakt me uit de rolstoel en neem mij mee naar zijn stoel. Pa gaat weer zitten en zet mij op zijn schoot. Meteen geeft hij me een dikke knuffel. Ik sla mijn armen even om zijn nek en geeft hem een dikke plak zoen.

‘Je bent gegroeid, mijn kleine meid.’

Ik knikte en vertel hem meteen op mijn manier.

‘Ik kan kruipen.’

‘O,’ pa kijkt mij heel verbaasd aan. ‘Kruipen?’ in zijn stem klonk iets van ongelooft.  Ik wijs naar de grond.

‘Nee, ’zegt pa. ‘Je bent net gewassen en hebt een schone pyjama aan.’

Ik trek een zuur gezicht. Net als zuster Petronella weer binnen komt.

‘Wat is er Marianneke,’ vraagt ze aan me.

Ik wijs weer naar de grond en geeft aan dat ik wil kruipen.

De zuster schudt haar hoofd.

‘Je ben net gewassen,’ hoor ik haar zeggen.

‘Dat heb ik ook gezegd,’ beaamde mijn pa.

Ik geef het op twee tegen een dat is niet eerlijk.  

‘De volgende keer mag je kruipen als jouw vader je weer komt opzoeken. Tot die tijd kan je nog oefenen zodat het kruipen nog beter gaat. Is dat goed.’ De zuster kijkt mij vragend aan. Ook pa kijkt mij aan. Ik knik en steek mijn duim omhoog.

‘En nu is het bedtijd. Jouw vader loopt met ons mee naar jouw bed. Ik glunder dit is leuk sinds maanden breng pa me weer naar bed.

Ik kan niet wachten. Pa zet me snel terug in de stoel en loop met ons mee naar mijn bed. Hij tilt mij weer uit de stoel en ligt mij op bed. Ik krijg weer een dikke knuffel. Nog even blijft hij bij me zitten tot dat ik slaap. Wanneer dat is geweest weet ik niet maar wat ik wil weet dat ik de volgende dag met een grote glimlacht wakker ben geworden.

 

¯

 

 

.29 november 1962

15.30

Ze hebben mij tussen de middag langer laten slapen. De laatste dagen ben veel moe en hangerig. Vanmiddag word ik pas rond halfvier uit bed gehaald. Zuster Maria moet mij wakker maken en dat is iets wat niet vaak voorkomt. Snel kleed de zuster mij aan. Zet mij in mijn rolstoel en rijd mij de gang in.  Daar botsen we op iets zwarts wat over mijn stoel springt. Ik schrik in begin meteen heel hard te huilen.  Zuster Maria legt haar hand op mijn schouder. Ik hoor haar zeggen. “Niet bang zijn meisje. Dit is alleen maar zwarte piet.”

Ik zie hoe het zwarte bewegelijke mens weer naar mij toe komt. Ik duik in elkaar en begin heel hard te krijsen. Het zwarte gevaar pakte mijn hand en stop daar allemaal snoepjes in. Hier begrijp ik niets van. Waarom krijg ik snoepjes? Ik mag niet snoepen door de weeks. In een reactie gooi ik alle snoepjes gang in. Ik wil dit snoepgoed niet en zeker niet van iemand waar ik bang voor ben.

Henkie die in de gang op de grond zit. Bedenk zich geen moment. Hij schuif razendsnel op zijn kont naar het snoepgoed en verzamelde alles om het daarna in zijn trui te stoppen.

“Henkie, de snoepjes zijn van Marianneke,” hoor ik de zuster zeggen.

Henkie doet net of hij doof is en schuif op zijn kont vliegend vlug weer weg.

 

Zuster Maria brengt mij naar de speelzaal. Onderweg daar na toe ben ik weer wat bijgekomen van de schrikt. Mijn tranen waren opgedroogd. Dit kan ik niet zeggen van Nelleke en Mieke. Ik ben verbaasd als ik mijn vriendinnen zie huilen als ik bij hun neer word gezet.

“Waarom huilen jullie,” is mijn eerste vraag.

“Voor zwarte piet,” zegt Mieke. “We zijn bang dat we mee moeten in de zak.”

‘In de zak,” vraag ik verbaasd? De meisjes knikken in koor.

Ik begrijp hier niets van. Maar ging er ook niet verder op in. Juffrouw Joke komt binnen met limonade en dezelfde snoepje dat stomme, zwarte mens ook in mijn handen heeft gestopt. Nu had ik er wel zin in ik pakt het van de juffrouw aan en eet ze lekker op.

 

 

¯

 

 

 

2 januari 1963

 

Precies vijf uur slaat de klok als pa mijn de grote hal in draag om zo de kinderafdeling afdeling in te slaan.

  He, he de kerstvakantie zit er op. De laatste dagen van deze vakantie ben ik thuis geweest. Pa heeft me vijf dagen geleden opgehaald. Het zijn vijf vermoeiende dagen voor me geweest. Voor de eerste keer sinds dat ik hier op het kloosterinternaat woon ben ik weer thuis geweest. De eerste twee dagen zijn vlekkeloos verlopen. Maar we merkte met z’n alle dat er toch een spanning veld is tussen mijn nieuwe moeder en mij. Ik merk dat ik bij iedere beweging die ik maakt haar aan kijk. Vlei loos voel ik aan of ze mij op dit moment kan verdragen of niet. Vreemd genoeg is ze laatste dagen heel weinig beneden geweest. Met mijn zus, pa en ik hebben veel spelletjes gedaan en wat tekenfilms gekeken.

 Wat ben ik nu blij dat ik nu weer thuis word gebracht. Want zo voelt het dit is mijn thuis. Ook bij pa voel ik een opluchting, maar tegelijk voelen we ons ook een beetje verdrietig omdat we elkaar weer een tijdje niet zullen zien[mk1] .

  Halve wegen de gang zit Nelleke wat te zitten. Ze is net door haar moeder teruggebracht. Nelleke heeft altijd de eerste uren dat ze hier is heimwee naar huis.

  ‘E, ‘roep ik naar mijn vriendin.

  Ze kijkt op en begint te glimlachen.

  Mijn pa loopt naar haar toe. Zet me op de grond bij mijn vriendin en rent weg naar het rolstoelhok tegen over de slaapzaal. Ik zie hem struikelt over zijn eigen benen snel weer terugkomen.

Heel snel pakt hij me op en zet me in mijn rolstoel. Hijgend van deze spurt pakt hij mijn weekendtas, zet deze op mijn schoot en rijd naar de slaapzaal. Daar zijn meer ouders bezig de kleren van hun kinderen uit te pakken. Pa doet dit ook voor mij. Alle kleren die ik mee heb genomen naar huis zijn gewassen en gestreken. Zo gaan ze de kas in.

Ondertussen is zuster Petronella de zaal in gelopen. Ze ziet mij zitten en komt meteen naar mij toe.

‘Hoe waren je dagen thuis,’ vraag ze meteen.

De zuster weet hoe mijn situatie thuis is. Ik kijk naar mijn pa. Hij macht het antwoord voor mij geven. Pa geeft me een knipoog en draait zich naar de zuster.

‘Wij hebben het gezellig gehad. Wij hebben vee spelletjes gedaan en vaak gewandeld.’

De zuster lachte ik zie een soort van trotsheid op haar gezicht. Ze geeft me ook een klopje op mijn schouder en loopt dan zwijgend naar een ander kind met ouders.

‘Zal ik je weer bij Nelleke neer zetten,’ hoor ik pa vragen?

‘Ja,’ te gek.

Pa pakt mijn rolstoel en breng me naar Nelleke toe.

‘Ik moet nu weer weg, woensdagmiddag zie je me weer. We moeten dan samen naar het ziekenhuis. Oké?

Ik knikte weet ik veel wat een ziekenhuis is het zal wel.

Pa geeft me een dikke zoen een knuffel en loopt weg. Bij de klapdeuren draait hij zich nog even om en zwaait nog naar ons.

‘Hoelang ben je thuis geweest,’ vraag Nelleke.

Ik steek vijf vingers om hoog. Waarop Nelleke tien vingers en toen nog vier om hoog steekt. We lachten.

Ik ga wat dichter bij mijn vriendin staan. Samen kijken we hoe meer en meer kinderen terug worden gebracht. Eigenlijk is dit wel leuk iedereen lachte om elkaar weer te zien. Wij zijn als groot gezin twee weken uit elkaar gerukt en nu worden wij langzaam weer samengevoegd.

 

 

Voor het avond eten is iedereen binnen. Er wordt veel gekwek aan tafel. De zuster en juffrouw ’s hebben hun[mk2]  handen vol aan ons. Iedereen is door de dolle. Ons bestek vliegt over de tafels er vallen heel wat bekers melk om. Maar dat kan ons niks schelen. We hebben elkaar zoveel te vertellen.

Nelleke vertel wat ze allemaal thuis heeft gedaan, ook andere kinderen doen hun verhaal.

Als ik begin over de gaarkeuken waar ik samen met zuster Maria ben geweest, wordt het heel stil aan mijn tafel. Iedereen kijkt me verbaasd aan.

‘Ben jij in de gaarkeuken geweest,’ wordt er gefluisterd?

 Ik knikte. ‘

Alle kinderen buigen over de tafel naar mij toe.

‘Hoe komt jij in de gaarkeuken,’ vraag Nelleke? ‘Dit is verboden terrein.’

De gaarkeuken zit namelijk in het hoofdgebouw waar de zusters wonen.

Ik begin te vertellen.

‘Jullie zijn weg en ik verveelde me rot. De hele ochtend was ik al aan het klieren. Zuster Maria had die dag etenskar ophaaldienst. Ze vroeg of ik mee wilde. Ik knikte en ze nam me mee op haar arm. We liepen de trap op waar de voordeur zat. Deze deur ging van zelf open. We stonden toen in een hele grote hal. Het plafon zat toen moesten we in een soort doos. Zonder licht. Deze doos bewoog want ik zag raampjes voorbijglijden. Ik vond dit heel eng. Zuster Maria merkte dit, ze stelde me gerust. De doos stopte en de zuster deed een deur open. We stonden opeens in een hele lange, donker, koude gang. Deze liepen we helemaal uit totdat er weer een deur openging. Dat was de deur van de gaarkeuken. Ik keek mijn ogen uit. Overal zag ik hele grote ketels waar veel stoom uit kwam. Bij iedere ketel stond een ping, wing sorry Zuster.’

Een paar kinderen aan de tafel beginnen te lachen.

Juffrouw Marlies kijk even onze kant op, maar laat ons verder met rust.

‘Er waren een paar zusters die stonden op kleine krukjes voor over gebogen boven een ketel. Hun haar plakte aan hun gezichten. Met grote opscheplepels haalde ze de groente en aardappels uit de ketels en deed dit eten in alle etenskarren die daar voor klaar stonden.  Er was ook een heel klein zustertje die zo druk bezig was dat ik het gevoel kreeg dat ze ieder moment in zo’n ketel kon vallen. Toen alle karren gevuld waren zetten zuster Maria mij op de middelste kar. Zo werd ik door een paar zusters naar buiten gereden.’

‘Zo jullie hebben het hele verhaal van Marianneke gehoord,’ zegt juffrouw Marlies die ook mee heeft geluisterd. ‘Ik wil dat jullie nu door gaan met eten want anders ruim ik alles op en gaan jullie gewoon naar bed. Of jullie honger hebben of niet, daar houd ik even geen rekening mee.’

Verbaasd kijk ik Marlies aan, waarom is ze zo streng. Dat is ze anders nooit. Nelleke, Mieke, Henkie, Jaap, Peter. Niemand begrijpt hier iets van.

Wat is er verkeerd aan mijn verhaal vraag ik me af? Ik neem met mijn hand een stukje brood van mijn bord en steek deze in mijn mond.

‘Marianneke je hebt een vork.’ Marlies komt boos naar mij toegelopen en geeft mij de vork aan. ‘Met jouw vork moet je eten en niet met jouw handen. De juffrouw is nog niet uitgepraat of Nelleke laat haar vork heel hard op de tafel vallen, pakt met haar hand een stukje brood en steek deze in haar mond.

Iedereen begint heel hard te lachen. Zelf juffrouw Marlies kan niet boos blijven ze schiet in de lacht. Vanaf dat moment begint iedereen met zijn handen te eten.  Dolle pret, iedereen doet gewoon waar hij of zij zin in heeft. Het wordt nog rumoeriger in de zaal. Het eten duurde hierdoor langer dan anders. Pas rond halfzeven worden wij van tafel gehaald en naar ons bed gebracht. Sinds vier nachten lig ik weer in mijn ouwe, vertrouwde bed. Als een blok val ik meteen in slaap als de dekens over mij heen worden gelegd.

 

¯

 

 

5 januari 1963

 

 Ik slaap nog half en snap niet zo goed waarom zuster Petronella mij nu wakker maakt. Buiten is het nog donker. De hele slaapzaal slaap nog en ik word zomaar mijn bed uitgehaald. De zuster is voor mijn gevoel ook nog niet echt wakker. Ik zie dikke wallen onder haar ogen en merk als ze mij uit bed tilt dat ze wat wankel op haar benen staat.

Zachtjes rijdt ze mij de slaapzaal af naar de badkamer. Daar laat ze een bad vol lopen. Vreemd vind ik dit. S ‘morgens word ik nooit in bed gedaan.

De zuster ziet dat ik haar niet begrijpt. Ze begint te praten.

‘Jouw vader komt je zo halen.’

Ik moet even heel diep nadenken. Waarom komt mijn pa mij 

S ‘morgensvroeg ophalen?

‘Fout,’ zeg ik en wijs naar buiten. Ondertussen zit ik al in bad en word ik goed gewassen, afgedroogd en krijg ik mijn zondagskleren aan.

Weer kijk ik zuster Petronella aan en schud mijn hoofd.

‘Je gaat met jouw Vader naar het ziekenhuis.’

O ja, pa zei laatst hier iets over. We moeten samen naar een huis, of zoiets het zal wel. Op dat moment komt juffrouw Joke de badkamer in lopen met Annie. Ze zegt tegen Zuster Petronella dat mijn eten al klaar staat.

‘Bedank, Joke,’ zeg de zuster.  En neem mij meteen mee naar de eetzaal. Op mijn plek staat inderdaad een bord met brood en een grote beker melk.

Ik wil meteen beginnen met eten maar schrik mij rot als de zuster meteen gild

‘Je mag niet zelf eten.’ Ze tikt me om mijn hand zo dat ik die meteen terugtrek. Boos want ik wil zelf eten.

‘Nu niet, want anders kan ik je weer in bad gaan stoppen en schone kleren aan gaan trekken en trouwens jouw vader komt zo.’  De zuster kijkt naar de muur waar een rond bord met cijfers en twee stokje hangt. Ze houdt mijn handen vast en begin me te voeren. Ik haat dit gevoerd te worden en gooi het stukje uit mijn mond. Zuster Petronella zucht, ze pakt het stukje weer op en steek het weer in mijn mond.  Dan zie ik mijn beker melk. Ik krijg de neiging deze om te gooien. De zuster voelt heel fijn aan wat ik denk en zet

De beker een heel stuk van mij vandaan. Ik protesteer en laat een protest geluid horen.

‘Wat is er nou, mijn meisje?’ ik zie pa de zaal in lopen.

‘Ze wilt zelf eten en dat mag ze van mij niet, want dan gaat ze kliederen.’ De vrouw naast me steekt het laatste stuk brood in mijn mond. Dan geeft ze mij mijn melk.

‘Als je deze melk op heb gedronken dan mag je naar jouw vader.’

Ik doe wat er gezegd wordt, snel drink ik mijn melk op, maakt mijn mond schoon en wenk naar pa dat hij naar mij toe moet komen. Dit doet hij meteen.

Pa rijdt mijn rolstoel van tafel en haalt mij eruit.

‘Die hebben we niet nodig,’ hoor ik hem zeggen.

 Hij draait zich met mij op zijn arm naar de zuster en zegt.

‘Ik weet niet hoe lang het gaat duren, maar ik hoop aan de eind van de ochtend weer terug te zijn.’

Pa loopt samen met mij de afdeling af naar zijn auto.

 

Na een korte rit stop pa voor een oud gebouw. Hij haalt mij uit de auto en draag mij dat huis binnen. Bah wat stink het hier. De reuk. Maakt mij wat onrustig en bang. Ik kruip wat dichter tegen mijn pa aam en laat hem weten dat ik eigenlijk weer weg wil. Mijn pa streelt me even over mijn rug en fluister.

‘Het komt goed,’

Hoe verder we dit enge gebouw en lopen hoe onprettiger ik me gaat voelen. Angstig kijk ik naar de mensen die ons passeren of voorbijlopen. Soms stopt pa even om aan iemand te vragen waar we naar toe moeten.

We worden een paar trappen op gestuurd. Dan moeten we weer een lange gang door om uiteindelijk op de goede plek aan te komen. De reuk achter volg mij nog steeds. Ik voel me een roofdier die gewaarschuwd word voor gevaar.

Pa zet me op een stoel en komt naast me zitten. Samen wachten we op een hele oude man die een kamer uit loopt en heel hard mijn naam begint te roepen. Mijn pa schiet van zijn stoel, pakt mij op en loop met mij naar de man toe. Wat een griezel gaat er door mij heen. De man geeft mijn vader een hand en laar mij links liggen. Hij begeleiden ons een kamer in, wijst naar twee stoelen en ga zelf achter een groot bureau zitten. Daar buig hij zich in een map met papieren. Het blijft een tijdje stil in deze ruimte. Ik kijk pa aan hij geeft mij snel een knipoog en een klein tikje op mijn arm.

De man begint te kuchen en kijk daarna na mijn vader.

‘Uw dochter is gegroeid. De laatste keer dat ik haar zag toen was ze goed vier maanden.

Mijn pa knikte.

“Wat een sukkel, natuurlijk ben ik gegroeid, ik blijft geen baby.”

Ik maak een zacht geluidje.

‘Wil je wat zeggen,’ vraagt de man, hij kijkt mij aan.

Ik trek mijn schouders op en doe net of ik hem niet begrijp.

Dan staat hij op van zijn stoel en komt naar mij toe gelopen.

‘Geeft me eens een hand Marianneke.’ Ik doe wat er gevraagd word en geef hem een hand. De man houdt mijn hand stevig vast en kijk mij doordringend aan.

‘Volgens mij ben jij heel slim,’ hoor ik hem zeggen.

Stiekem glimlacht ik maar laat dit niet aan hem zien. Want aardig vind ik deze meneer nog steeds niet.

‘Kan jij al een beetje lopen,’ vraag hij opeens.

Ik kijk mijn vader aan. Mijn pa ziet mijn pretogen en zegt vlug.

‘Ze kruipt, lopen daar is ze nog niet aan toe.’

‘Zo jij kruipt al dan ben je een grote meid.’ Ik grinnik wat een rare man is dit?

Het wordt nog gekker als hij een klein hamertje uit zijn witte jas pakt, hiermee begint hij op mijn knie te slaan. Mijn onderbeen vliegt meteen omhoog en raakt bijna zijn neus. Deze handeling herhaalde hij ook bij mij andere knie. Ook deze vliegt om hoog.

Dan kijk hij na mijn pa en zegt.

‘Ook al is uw dochter spastisch zoals ik haar nu bekijkt loopt haar ontwikkeling niet echt achter. Haar spieren zijn soepel en haar reflex werken goed. Het zal me niet verbazen als ze over een tijdje ook begint te lopen. Wel met vallen en opstaan maar volgens mij redt ze het wel. Uw dochter is een doorzetter.’

Mijn pa knikt, er verschijnt een kleine glimlacht rond zijn mond. De man geeft mij een klein tikje op mijn schouder en gaat dan weer achter zijn bureau zitten. Ik zie hoe hij wat op schrijft, hij wrijft over zijn hoofd en zegt.

‘Ik wil uw dochter pas over een jaar terug tee zien. Waar ze nu woont werkt een dokter die haar goed onder controle houdt. Als er wat bijzonders is dan neem hij wel contact met mij op. Ik zie u dus over een jaar terug en jou ook kleine meid.’

Ik vind dit allang best want ik vind deze man een griezel.

Mijn vader staat op van zijn stoel, pakt mij op zijn arm en neem afscheid van de man die op zijn stoel blijft zitten.

Samen met mij loopt pa de gang weer op. De bittere stank komt mij daar weer tegen moet. Ik draai mijn hoofd na hem toe en druk mijn neus tegen zijn schouder. Zo ruik de afschuwelijke stank die in dit gebouw hangt niet zo

Buiten regent het pijpenstellen maar dat interesseerde me niet ik ben bevrijd van die vieze ruik. Gelukkig staat onze autodicht bij de deur pa zet me hierin en rijd mij snel weer naar het internaat waar ik meteen kan aanschuiven voor het middag eten.

 

¯

 

 

 

 

 

 

 

20 januari 1964

 

7.00

“Het heeft vannacht gesneeuwd,” roept Nelleke door de slaapzaal.

Zuster Catariena heeft ochtend dienst. Ze moet heel hard lachen om de reactie van Nelleke. De zuster loopt haar het raam en doe het gordijn open.

Wauw, ik kijk uit op een wit grasveld. Daar ligt een heel dik pak sneeuw op. Zuster Catariena komt naar mij toe en doet het rek van mijn bed omlaag.

“Aan de voor kant van het woongebouw is het nog veel mooier,” hoor ik haar zeggen.

“Mogen we naar buiten,” vraag ik haar?

“Nu nog niet het is nog te koud. Maar vanmiddag dan gaan wij even een wandeling maken.”

“Leuk,” roep Nelleke.

Een koude golf komt over mij heen als iemand de deur van de zaal open en dan weer dicht doet.  Ik zit te bibberen in mijn stoel. De zuster ziet dit. Ze trek een dekken van mijn bed en sla deze om mij heen.

“Je moet nog even wachtte Marianneke. Wij gaan zo met z’n alle naar de badkamer.” Snel doet ze twee verschillende sokken aan en loopt dan door naar Nelleke.

 

11.30

Mijn geduld word vandaag wel op erg de proef gesteld.

De hele ochtend is het blijven sneeuwen. Zuster Petronella heeft ons belooft als het s’ middag droog is en wij hebben ons middagslaapje gedaan dat wij dan met een paar kinderen even naar buiten mogen.

 

13.00

Nelleke en ik hebben geen rust om te slapen. We blijven maar rondjes draaien in ons bed. Steeds als de deur open gaat denken we dat we er uit bed gehaald worden.

Juffrouw Joke maakt een einde aan onze onrust. Na anderhalf uur  haalt ons uit bed. Eerst krijgen we nog een stuk fruit. Dan worden onze jassen, mutsen en handschoenen aan gedaan. Verbaasd reageer ik als zuster Petronella door de klapdeuren die halve wegen de gang hangen zie komen. Ze duwt een  hele grote groene kar op wielen voor zich uit. Op die kar staan allerlei kabouters geschilderd. Wat is deze kar mooi en waarvoor is hij eigenlijk nodig vraag ik mij af? Al gauw word mij duidelijk waarom die kar te voorschijn is gehaald.  Een voor een worden wij er in gezet. Dan word er een dikke dekken over ons heen gelegd.

Juffrouw Marlies en juffrouw Joke zijn ook bij de kar komen staan.  Samen met de twee zusters duwen ze de bolderkar naar buiten.

Ik kijk mijn ogen uit. Wat is deze witte wereld toch mooie het lijk wel een sprookje. Overal waar ik kijk ligt een dik pak sneeuw. De vier vrouwen rijden ons een stukje het bos in achter ons woongebouw. Ze moeten heel veel kracht zetten om door de sneeuw te komen. Maar niet alleen de sneeuw is het probleem. Soms licht er ook een wortel van een oude boom dwarst. Ik voel dan hoe ik even door elkaar word geschud.

De zusters letten heel goed op ons. Wij mogen niet onder de dekens vandaan komen en onze mutsen en handschoenen moeten goed blijven zitten. Na een klein kwartiertje staan we weer voor de deur waar we naar buiten zijn gegaan. Een gevoel van teleurstelling voel ik in mij op komen.

“Waarom moeten wij nu alweer naar binnen,” mopper ik.

‘Omdat het te koud voor je wordt Marian. Daarom gaan we naar binnen,” zegt zuster Petronnella. De kar wordt weer in de gang gezet. Wij worden er uitgehaald en meteen de eetzaal in gereden. Daar heeft zuster Maria  warme chocolademelk  voor ons klaar gezet.

 

 

¯

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 [mk1]E